Günther Prien
Onderzeeboot training
Na een dienstperiode als officier op de lichte kruiser Königsberg, kreeg Prien zijn commando en werd in 1935 overgeplaatst naar de onderzeeboot dienst met de rang luitenant ter zee bij wat inmiddels de Kriegsmarine was geworden. Hij werd bijna direct op de onderzeeboot training geplaatst, samen met enkele anderen die later ook bij de meest succesvolle onderzeeboot commandanten zouden horen. Onder hen waren Joachim Schepke en Herbert Schultze. Deze opleiding, toen officieel school voor anti onderzeeboot oorlogvoering (Unterseebootsabwehrschule, of UAS) genaamd, werd op 6 juni 1935 onder commando van, toen nog kapitein ter zee, Karl Dönitz gesteld. De gebruikte boten waren van het type IIA en IIB. Tijdens deze opleiding zat Prien op de U-3, een van de nieuwe types IIA.
Links: Na zijn ontberingen in de werkkampen, vond Prien eindelijk zijn roeping in de Reichsmarine wat later de Kriegsmarine zou worden. Hier is hij te zien ten tijde van zijn rang van Luitenant ter zee der 3e klasse ("Oberfähnrich zur See"). Rechts: Prien (boven rechts) met zijn mede officieren aan boord van de U-26, een type IA onderzeeboot. Maast hem, zijn stuurman Werner Hartmann. Hartmann zou een indrukwekkende carrière krijgen: hij bestuurde 3 boten, bracht 26 vijandige schepen tot zinken en zijn laatste commando als stuurman van de type IXD2 U-198 duurde een verbazingwekkend 200 dagen, waarvoor hij de eikebladen voor zijn ridderkruis kreeg. Aan het einde van de oorlog had hij de rang van kapitein ter zee en diende na de oorlog verder in de Bundesmarine.
De opleiding die de onderzeeboot bemanningen moesten ondergaan was op zijn zachtst gezegd, grondig; als oud onderzeeboot man, had Dönitz zich tot taak gesteld, een innovatief en grondig trainingsprogramma te maken. Het was de grondigheid van dit trainingsprogramma wat leidde tot de hoog opgeleide en goed getrainde kapiteins die slechts enkele jaren later de oceanen op zouden gaan om angst in te bezemen bij de tegenpartij. De grondigheid van het trainingsprogramma werd versterkt door de aantallen oefen aanvallen die een bemanning in opleiding moest doen voordat ze zelfs maar een scherpe torpedo af mochten vuren. Men moets maar liefst 132 aanvallen uitvoeren, waarvan 66 onder water en 66 aan de oppervlakte, waarbij samengeperste lucht "afgeschoten" werd. Elke bekende techniek en truuk, alsmede enkele nieuwe, werden grondig bestudeerd door Dönitz zijn beginnelingen. Dit leidde tot een belangrijke vooruitgang in het bezweren van vijandelijke anti-onderzeeboot technologie zoals het gevreesde ASDIC systeem.
Binnen twee jaar na het beginnen van zijn onderzeeboot training werd Prien op nieuwjaarsdag 1937 gepromoveerd tot "Oberleutnant zur See". Gedurende het volgende jaar werd Prien gestationeerd op de experimentele type IA onderzeeboot U-26 als officier van de wacht onder Kapitänleutnant Werner Hartmann. Hij deed hier waardevolle "echte" ervaring op patrouillerend in de Spaanse wateren tijdens de spaanse burgeroorlog. Gedurende deze periode trouwde Prien na een korte verloving met Ingeborg, een meisje wat hij, naar eigen zeggen, voor de eerste keer had ontmoet in Plauen onderweg naar het werkkamp.
"Ze bedankte mij voor mijn brief die zij zeer amusant vond, maar ze zei nooit in Plauen geweest te zijn. Zes maanden later waren we getrouwd. Ik heb daar nooit spijt van gehad. Wat nou romantiek."
(Günther Prien, Mein Weg nach Scapa Flow)
Oorlog, commando en het ijzeren kruis
Op 17 December 1938 met de rang van "Oberleutnant zur See" kreeg Prien het commando over de U-47, een type VIIB. Hij was de jongste officier die ooit het commando had gekregen over een van deze nieuwere, geavanceerdere vaartuigen. Dit was niet zonder reden: Prien stond hoog aangeschreven bij zijn superieuren. Tijdens de atlantische oefeningen in mei 1939 was hij de meest aggressieve en haalde hij de beste resultaten wat leidde tot zijn promotie tot "Kapitänleutnant".
Günther Prien. Links: Groetend na weer een succesvolle tocht. Rechts: Op de brug.
Toen de oorlog in september uitbrak, zou Prien naam maken als de eerste onderzeeboot commandant die een succesvolle gesanctioneerde aanval uitvoerde op zijn eerste atlantisch patrouille door het tot zinken brengen van het britse stoomschip Bosnia op 5 september 1939*. Dit slechts twee dagen na het begin van de vijandelijkheden. Prien voerde de aanval uit met de bijna spreekwoordelijke ridderlijkheid die zo vaak door de onderzeeboot bemanningen werd getoond: nadat het britse schip geweigerd had acht te slaan op verbale waarschuwingen, werd het aangevallen met het dekgeschut. Nadat de bemanning van de U-47 geholpen had overlevenden van de Bosnia uit hun omgeslagen reddingsboot te redden, stond Prien de bemanning toe opgepikt te worden door een neutraal noors schip, waarna het stoomschip pas met een torpedo tot zinken werd gebracht. Niemand werd gedood bij deze aanval.
Priens eerste schermutseling had een totaal van drie slachtoffers tot gevolg, het zinken van de Bosnia gevolgd door de succesvolle aanvallen op 6 en 7 september op de britse vrachtschepen Rio Claro en Gartavon. Weer werd de bemanning toegstaan eerst hun getroffen vaartuigen te verlaten en in de reddingsboten te gaan voordat de U-47 de genadeklap toebracht. De uiteindelijke ondergang van de Gartavon was bijzonder veelbewogen: nadat de bemanning in de reddingsboten was gegaan, stoomde het verlaten vrachtschip in een grote boog af op de U-47. Nadat de U-47 het schip had ontweken werd een enkele torpedo afgevuurd om het schip tot zinken te brengen. Deze torpedo raakte van koers en miste het schip ruim. Toen werd besloten het schip tot zinken te brengen met granaten uit het 88mm dekgeschut.
Op 15 september keerde de U-47 veilig terug naar de haven. Tien dagen later werd Prien beloond voor zijn verdiensten met het ijzeren kruis tweede klasse.
In het begin van de oorlog bleef de ridderlijkheid in tact en Prien leefde strikt naar deze waardes en moedigde zijn officieren en bemanning aan het zelfde te doen. Gedurende deze periode werden de kapiteins van de getroffen schepen vaak uitgenodigd aan boord, beleefdheden uitwisselend en werden ze verzekerd dat de bemanningen ongedeerd zouden blijven en veilig aan boord van hun reddingsboten zouden kunnen blijven. Deze benadering leidde tot het tot zinken brengen van vijandelijke schepen zonder verlies van leven zoals dat al het geval was geweest sinds de Bosnia. Terwijl de oorlog voortduurde, werden de geallieerde vaartuigen echter bewapend en de houding van de onderzeeboot bemanningen veranderde:
Vanaf dat moment verhardde de oorlog zich met de dag. De Britten begonnen hun handelsschepen te bewapenen en stuurden ze in konvooien. Wij handelden overeenkomstig. Ieder vaartuig in een konvooi was een potentieel doelwit om zonder waarschuwing getorpedeerd te worden. Dit ales volgens de formule: Elk willekeurig schip in een konvooi naar de bodem.
(Günther Prien, Mein Weg nach Scapa Flow)
*het eerste vijandelijke schip dat daadwerkelijk tot zinken werd gebracht door een onderzeeboot gedurende de oorlog, was het stoomschuip Athenia welke per abuis voor een bewapend handelsschip werd aangezien door de U-30 onder bevel van Kapitänleutnant Fritz-Julius Lemp.