Günther Prien
Terug naar de boot
Geprezen door Goebbels ministerie van propaganda en met zijn ster dagelijks rijzende, was Prien snel terug op zijn boot. Hij was onderdeel van een groeiende elite groep onderzeeboot commandanten die slachtingen aan bleven richten onder de geallieerde transporten. Zelfs de geallieerde leiding bij monde van de britse premier Winston Churchill zelf, gaf op diverse momenten aan hoe gevaarlijk de dreiging van de onderzeeboten was. Bij deze groep zaten namen als Otto Kretschmer (U-99), Herbert Schultze (U-48) en Joachim Schepke (U-100). Snel na de ontvangst van zijn ridderkruis, zette duitslands beroemdste "Kaleun" met zijn bemanning op 16 november weer koers naar de bekende wateren van de noord atlantische oceaan. Dit zou een vreselijke patrouille van net iets langer dan een maand worden. De U-47 bracht drie vijandelijke schepen tot zinken tussen vijf en zeven december - het britse vrachtschip Navasota, de noorse tanker M/S Britta en de onder nederlandse vlag varende Tajandoen. De laatste twee werden vlak onder de engelse kust tot zinken gebracht.
Eerder tijdens deze patrouille, op 28 november, had Prien de britse "London" klasse zware kruiser Norfolk aangevallen na een oproep van Kapitein-luitenant Werner Lott van de U-35. Prien naderde de Norfolk omzichtig, vuurde een enkele torpedo af die kennelijk doel trof. Beide partijen gaven verschillende versies van het gebeuren: terwijl het duitse ministerie van propaganda Prien het tot zinken brengen van de Norfolk toerekende, claimde de britten dat er helemaal geen schade was toegebracht. Prien keerde op 18 december terug in Kiel, wederom als held ingehaald. De bemanning van de U-35 was echter minder fortuinlijk, als slachtoffer van een aanval van fregatten op 29 november. De hele bemanning werd opgepikt en zouden een periode gevangen zitten in de Tower van Londen alvorens op transport gezet te worden naar gevangene kampen in Groot Brittanie en Canada.
De kansen keren: Ramp in Noorwegen
1940 zou pieken en dalen kennen voor kapitein-luitenant Prien en zijn bemanning, hoofdzakelijk veroorzaakt door problemen met torpedos die hij en andere onderzeetboot kapiteins ondervonden. Dit zou al snel de "torpedo crisis" worden genoemd. Het begon slecht met de eerste patrouille van de U-47 dat jaar, zijn vierde in totaal. Met slechts een slachtoffer, het deense stoomschip Britta, gedurende de 19 dagen op zee. Dagen verstreken zonder ook maar een vijandelijk vrachtschip te zien. De verveling werd slechts doorbroken door het nu en dan moeten ontwijken van vijandelijke fregatten en hun gevaarlijke dieptebommen. Na 19 niet productieve dagen op zee, keerde Prien teleurgesteld en ongelukkig terug naar zijn basis.
Het torpedo probleem zou op de spits gedreven worden tijdens de volgende (vijfde) patrouille tijdens de Noorse campagne met de codenaam operatie Weserübung, waarbij Prien en zijn collegas keer na keer keken naar salvos die vroegtijdig ontploften of zonder schade aan te richten van hun beoogde doel vandaan weken. De ellende die Prien en zijn bemanning voelden werd slechts doorbroken door het goede nieuws dat Priens vrouw Ingeborg bevallen was van een gezonde dochter op 7 april; maar de gelukkige vader kon niet lang teren op dit goede nieuws, want het noodlot zou spoedig weer toeslaan. Met het bevel om te wachten, werd de hele dag op diepte doorgebracht vanwege twee dozijn dieptebommen die boven hen explodeerden.
Wat waarschijnlijk het belangrijkste "incident" met de torpedos was, vond plaats op 16 april 'savonds laat bij het Bydgenfjord bij de haven van Narvik; Nadat Prien vier torpedos had gelanceerd op korte afstand van wat feitelijk een muur van staionaire schepen was, moets Prien toezien terwijl alle vier de torpedos faalden zonder enig resultaat te behalen. Vastbesloten herlaadde Prien de vier boegbuizen en ging voor een tweede aanval met nagenoeg hetzelfde resultaat. Erger nog was het dat een van de "alen" van koers afweek en tegen de voet van een klif ontplofte. Alsof dat nog niet erg genoeg was, liep de onderzeeboot vast op een niet in kaart gebrachtte zandbank en beschadigde een motor tijdens een poging zich bevrijden. Deze situatie zou evenzogoed in een ramp hebben kunnen eindigen als de vijandelijke schepen, waaronder twee slagschepen, de U-47 toen hadden gevonden. Om de onderzeeboot los te krijgen moest een deel van de bemanning door de onderzeeboot heen en weer lopen om voldoende beweging te creëeren om los te kunnen komen:
De gonzende schroef maakte een kielzog van schuim aan de achterkant, maar de onderzeeboot bleef vastzitten.
Met z'n allen naar stuurboord en weer naar backboord en weer heen en weer terug! De mannen stampten vasthoudend heen en weer op de blootliggende romp. Langzaam maar zeker begon de boot te wiegen. Met iedere nieuwe poging, maakten de schroeven grote draaikolken in het water van het fjord. Aan de voorkant bruiste het water van de samengeperste lucht uit de torpedo buizen. Uiteindelijk, minuten later, met veel gekraak, gekreun en een ruk, kwam de boot los.
(Wolfgang Frank, Enemy Submarine)
Naast het probleem van de falende torpedos, kwam er nog bij dat de torpedos soms vroegtijdig ontploften wat resulteerde in het verlies van onderzeeboten. Prien ontsnapte zelf gelukkigerwijs aan dat lot, na een aanvaring met het britse slagschip Warspite een paar dagen na het fisaco in het Bydgenfjord. Vanaf een afstand van ongeveer 800 meter vuurde de U-47 twee torpedos af op het slagschip, waarbij geen van de torpedos zijn doel vond. Wel ontplofte een van de torpedos te vroeg daarmee de rondvarende fregatten alarmerend. Hoewel omsingeld, ontsnapte Prien op het nippertje. Toen het 19 april was geworden had Prien zijn torpedos helemaal opgegeven. Met een somber record van tien falende van tien afgevuurde torpedos, gebruikte hij zijn resterende torpedos niet meer. Ook niet op een normaal gesproken aanlokkelijk konvooi wat hij ontmoette tijdens zijn thuisreis. Met zijn beschadigde motor en de kans dat falende torpedos mogelijk zijn positie verraadden, was het risico te groot. Zijn besluit naderhand verdedigend tegenover Dönitz, zei Prien ronduit dat hij "niet geacht kon worden te vechten met een namaak geweer".
De rampzalige vierde en vijfde patrouille vroeg in 1940 waren zonder twijfel het meest onproductieve deel van Priens overigens zeer succesvolle carrieère. De U-47 had drieeënveertig dagen op zee doorgebracht zijn meeste torpedos verspelend met een netto opbrengst van één enkel vaartuig. Het was duidelijk dat er vroeg of laat iets moest gebeuren; had de helft van de in het Bydgenfjord afgevuurde torpedos gewerkt, dan had de overwinning in Noorwegen veel eerder geweest en Prien zou iets gepresteerd hebben wat zelfs succesvoller was dan zijn actie in Scapa Flow, zes maanden eerder. Dit feit ontging Dönitz niet. Hij erkende de verdiensten van man die een van de meest gerespecteerde onderzeeboot commandanten was geworden.